Architect Mira Nekova pleit deze week voor een radicaal andere manier van werken in de architectuur. In Amsterdam raakt dit aan de woningbouwopgave, duurzaamheid en de manier waarop bureaus met bewoners samenwerken. Het speelt vooral bij plannen in Noord, Nieuw‑West en rond Haven‑Stad. De vraag is hoe ontwerp echt waarde toevoegt aan het dagelijks leven in de stad.
Amsterdam vraagt ander ontwerp
Nekova stelt dat architectenbureaus anders moeten werken om maatschappelijke waarde te leveren. In de hoofdstad sluit dat aan bij discussies over leefbaarheid, betaalbaar wonen en ruimte op straat. Het Architectuurcentrum Arcam en de gemeentelijke dienst Ruimte en Duurzaamheid voeren dit gesprek al langer.
De druk op de woningmarkt dwingt tot keuzes. Niet elk gebouw hoeft een icoon te zijn; veel Amsterdammers vragen om goede plinten, schone straten en veilige routes. Dat is zichtbaar in gebieden als de Houthavens, IJburg en de Indische Buurt.
In Noord, Nieuw‑West en Zuidoost komen de grote uitbreidingen. Daar draait het om gemengde wijken met scholen, zorg en werkplekken dichtbij. Het ontwerp moet helpen om buurten sociaal sterk en praktisch bruikbaar te maken.
“We willen een bureau dat radicaal anders is,” zegt architect Mira Nekova.
Minder icoon, meer buurt
Amsterdam kiest vaker voor sterke begane‑grondzones met buurtfuncties. Winkels, werkruimtes en buurtkamers in de plint zorgen voor levendigheid en sociale controle. Dat werkt in drukke wijken als De Pijp, maar ook in stillere straten in de Baarsjes.
De menselijke maat staat centraal. Dat betekent aandacht voor wind, hitte en geluid tussen gebouwen, niet alleen een mooie skyline. In Sloterdijk en Overamstel zie je plannen met kleinschaliger blokken en groene binnenhoven.
Ook de buitenruimte krijgt meer gewicht. Brede stoepen, fietsstraten en bomenrijen maken lopen en fietsen aantrekkelijker. Dat is belangrijk in buurten waar de drukte groeit door nieuwbouw en horeca.
Bewonersparticipatie wordt verplicht
Met de Omgevingswet moeten initiatiefnemers aantonen hoe zij bewoners hebben betrokken. Amsterdam heeft hiervoor een participatieverordening: regels die uitleggen wie mee kan praten en wanneer. Het doel is begrijpelijk en vroeg overleg, niet pas aan het einde.
Een “radicaal ander” bureau zet bewoners al in de startfase aan tafel. Denk aan keukentafelgesprekken, modellen op schaal en duidelijke taal. In Noord werken buurtplatforms zo al rond het Hamerkwartier en Buiksloterham.
Het helpt wanneer bijeenkomsten meertalig zijn en op loopafstand. In Zuidoost is dat essentieel door de taaldiversiteit en veel nieuwe bewoners. Zo worden plannen beter en conflicten later kleiner.
Circulair bouwen wordt norm
De gemeente wil in 2030 de helft minder nieuwe grondstoffen gebruiken en in 2050 volledig circulair zijn. Dat raakt direct de bouw: meer hergebruik, demontabel bouwen en biobased materialen. Projecten worden afgerekend op milieu‑impact en herbruikbaarheid.
Amsterdam experimenteert al, onder meer in Buiksloterham en op IJburg. De toren HAUT aan de Amstel laat zien wat houtbouw kan betekenen in de stad. Zulke voorbeelden maken de stap naar schaal groter en realistischer.
Voor bewoners levert dit schonere bouwplaatsen en lagere CO2‑uitstoot op. Slimme gevels en goede isolatie drukken de energierekening. Voor ondernemers ontstaan nieuwe ketens rond sloop, opslag en hergebruik van materialen.
Kansen voor jonge bureaus
Als sociale waarde centraal staat, krijgen kleinere en interdisciplinaire teams meer kans. De gemeente weegt in tenders steeds vaker leefkwaliteit en lange termijn mee, naast prijs. Dat opent deuren voor bureaus die samenwerken met onderzoekers, makers en zorgorganisaties.
In Amsterdam is veel kennis beschikbaar via Arcam, de Academie van Bouwkunst en Pakhuis de Zwijger. Debatten en exposities verbinden ontwerpers met bewoners en bestuurders. Zo ontstaan coalities die plannen kunnen dragen.
De keerzijde: hogere bouwkosten en trage procedures vragen om duidelijke uitvragen en realistische planning. Het stadsbestuur kan helpen met vaste participatie‑formats en heldere eisen voor circulariteit. Dat bespaart tijd en verkleint risico’s in de uitvoering.
Gevolgen voor projecten in Noord
In Noord wordt de omslag snel zichtbaar, met grote plannen in het Hamerkwartier, op NDSM en in Buiksloterham. Hier moeten wonen, werken en voorzieningen echt door elkaar lopen. Een buurtgericht ontwerp maakt begane‑grondfuncties en openbare pleinen het uitgangspunt.
Mobiliteit verandert mee. In nieuwbouwgebieden hanteert de gemeente lagere parkeernormen en inzet op OV en deelmobiliteit. Dat past bij het parkeerbeleid in de hoofdstad en geeft ruimte aan groen en spelen.
Voor bewoners betekent dit meer levendige straten en minder autoverkeer voor de deur. Voor ondernemers tellen sociale waarde en lokale banen in aanbestedingen zwaarder mee. Wie “radicaal anders” ontwerpt, kan hier het verschil maken in de dagelijkse stad.

